top of page

OVER MIJN WERK

Ik werk in de wetenschap en ik werk in de kunst. Niet alleen gaat dat heel goed samen, maar wat mij betreft moet dat ook samen. In mijn eerste jaar op de Gerrit Rietveld Academie hield ik die twee werelden angstvallig gescheiden. Maar mijn medestudenten maakten daar korte metten mee. Zij hadden gelijk want ‘angstvallig’ zijn is geen recept voor succes in het leven in het algemeen, en in wetenschap en kunst in het bijzonder. Uiteraard was ik bang dat ik zou worden gezien als een wetenschapper die ‘er een kunstje bij doet’. Maar waarom, zo vroegen zij mij, zou je zo krampachtig een van je grootste bronnen dichtstoppen?

Dat hoeft dus niet, en dat doe ik ook niet. Integendeel, kunst en wetenschap gemengd zijn sterker dan elk apart, zoals los grind en poederig cement samen onverwoestbaar beton opleveren, mits je de moeite neemt er water bij te doen. Dat is niet zomaar een mengsel, maar een logisch samenspel van de kunstenaar en de wetenschapper in mij. Als wetenschapper onderzoek ik de nog onverklaarde verschijnselen in het Heelal en probeer ik de mechanismen erachter te doorzien. Als kunstenaar zoek ik ook naar mechanismen, maar dan die welke optreden tussen een kunstwerk en de beschouwer.

De overeenkomst tussen kunst en wetenschap is in een enkel woord samen te vatten: onderzoek. Wat betreft de wetenschap lijkt dat een waarheid als een koe, maar voor kunstenaars geldt het onverminderd. Er is een eenvoudige proef waarmee je echte wetenschappers en kunstenaars van maakwerkers kunt onderscheiden: hussel alle werken door elkaar en vraag aan een willekeurig persoon om ze in tijdsvolgorde te leggen. Je hoeft geen kunst- of wetenschapshistoricus te zijn om bij een echte grootheid (Einstein, Picasso, Huygens, Goya, Lorentz, Mondriaan) tot een goede benadering van de tijdlijn te komen. Dat komt doordat hun werk steeds veranderde door hun onderzoek.

Maar er is ook een belangrijk verschil tussen kunst en wetenschap: wie zal uitmaken of een werk deugt of niet? In de wetenschap maakt het Heelal zelf uit of verklaringen en theorieën kloppen (externe consistentie, uitwendige samenhang). In de kunst is het de kunstenaar zelf, of zijn/haar kenners en omgeving, en/of de maatschappij die dat uitmaakt. Zo heeft een kunstwerk door die kritiek een inwendige samenhang, interne consistentie.

Maar niet alles werkt, en dus is onderzoek riskant. In echt onderzoek is falen namelijk de norm, vandaar dat wetenschap soms met sport wordt vergeleken, en voor kunst is iets soortgelijks te zeggen. Bij beide zijn passie en precisie de drijvende krachten.

Ik maak bewust gebruik van natuurverschijnselen, voeg toe en laat weg, geef kleur en geluid, maak momentopnames van wat beweegt. Zo zet ik de onbeheersbare en schijnbaar toevallige werkelijkheid van het Heelal naar mijn hand. De middelen zijn vrij gebruikelijk in de beeldende kunst, namelijk kleur en vorm. De beperking die ik aan mijn beelden opleg is, dat zij moeten voldoen aan de ‘natuurwetten’ die ik bedenk. Soms zijn dat verzonnen varianten van verschijnselen die echt bestaan, zoals zwaartekracht, elektromagnetisme of hydrodynamica.

Wat wil ik met mijn kunst bereiken? Meestal probeer ik in de beschouwer het besef van een mechanisme wakker te maken. Daarmee bedoel ik niet een mechaniekje zoals een koekoeksklok, maar een gebeurtenis die in het hoofd van de beschouwer een gelijkelijk meelopend beeld opwekt. In sommige van mijn installaties (zoals bijvoorbeeld de landschapsinstallatie Het Principe van Huygens) is dat letterlijk het geval doordat het werk een beweging veroorzaakt. In de series giclée-prenten die ik het afgelopen jaar heb gemaakt probeer ik het bewustzijn van de beschouwer te bespelen. Gewoonlijk worden wij ons van iets bewust doordat er iets gebeurt: bewustzijn wordt gevormd door het verloop van de tijd. Mijn werken staan stil, maar zijn zo gekozen dat elk beeld de beschouwer ongemerkt op het idee brengt dat er iets gebeurt, dat er beweging is – vergelijk dit met een foto van een wolkenpartij of een zee-oppervlak, of het latere werk van Turner. Elk beeld is als het ware een in de tijd bevroren vorm waarbij de beschouwer onwillekeurig gaat aanvoelen of raden wat er daarna zal gebeuren. Dat is vergelijkbaar met de werkwijze van de fotograaf: de momentopname van het schot voordat de bal in het doel verdwijnt, of van een hand en een gezicht een honderdste seconde voordat de klap aankomt.

Daarom ook maak ik bij het bouwen van mijn beelden gebruik van ‘natuurwetten’. Het blijkt dat daardoor zelfs zeer abstracte prenten, waarin de loop van de tijd is vastgezet, een eigen dynamiek opwekken zodat de beschouwer zelf de loop van de onderliggende gebeurtenissen gaat invullen.

 

bottom of page